- boel
- boel1{{/term}}〈de〉1 [de dingen] bazar 〈m.〉2 [grote hoeveelheid] tas 〈m.〉♦voorbeelden:1 de hele boel loopt in het honderd • tout va de traversde (hele) boel erbij neergooien • tout envoyer promenerde boel de boel laten • laisser les choses comme elles sontzijn boeltje pakken • prendre ses cliques et ses claqueslaat de boel maar waaien • et vogue la galèrede boel aan kant maken • mettre de l'ordre2 een boel boeken • un tas de livreser kwamen een boel reacties los • il y eut une foule de réactionseen boel geleerd hebben • avoir beaucoup appris¶ er een dolle boel van maken • 〈feest〉 s'amuser comme des fous; 〈rotzooi〉 ficher la pagaillewat een ongeordende boel is dat hier! • quel désordre!het is er een saaie, dooie boel • on y crève d'ennuihet is bij hen een vrijgevochten boel • chez eux c'est la pagaille totalede boel platleggen • faire la grèvede boel verzieken • tout faire foirerde boel aan de gang brengen • mener la dansede boel in de war sturen • brouiller les cartes————————boel2{{/term}}〈bijwoord〉1 vachement♦voorbeelden:1 〈schertsend〉 een beetje boel • vachement beaucoup
Deens-Russisch woordenboek. 2015.